-
1 hervorgehen
hervorgehen〈 formeel〉1 voortkomen, ontspruiten ⇒ te voorschijn komen♦voorbeelden:3 daraus geht hervor • daaruit volgt, blijkt -
2 wind up
opwinden; eindigen, concluderen; zich laten opwinden[ wajnd up]♦voorbeelden:you'll wind up with an ulcer • jij loopt nog eens een maagzweer op1 besluiten ⇒ beëindigen, afronden♦voorbeelden:1 wind up a conversation/project • een gesprek/project beëindigen2 omhoogdraaien ⇒ ophalen/hijsen♦voorbeelden:3 be/get wound up • opgewonden zijn/raken -
3 Schluss
Schluss!afgelopen uit!————————〈m.; Schlusses, Schlüsse〉1 conclusie, gevolgtrekking ⇒ besluit, slotsom2 slot, einde ⇒ sluiting; ontknoping♦voorbeelden:1 Schlüsse ziehen • concluderen, conclusies trekkenSchluss jetzt, damit! • en nou is het uit, afgelopen!Schluss! • afgelopen uit!mit etwas Schluss machen • met iets ophoudenmit jemandem Schluss machen • het met iemand uitmakenes ist Schluss mit einer Sache • iets is ten einde, afgelopen〈 informeel〉 mit ihm ist Schluss • (a) het is voorbij, afgelopen met hem; (b) hij kan niet meer, is kapot • (c) hij is geruïneerdam Schluss • ten slotte, op het eindam Schluss marschieren • helemaal achteraan marcherenSchluss für heute! • voor vandaag is het genoeg, welletjes!zum Schluss • ten slotte, uiteindelijk, tot slot
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский